Trouwlocatie, feesten en kunst: waar liggen de grenzen?

Is het verantwoord om commerciële en zakelijke activiteiten uit te voeren naast de publieksfunctie die je als museum hebt? Die vraag wordt wel eens gesteld aan Yellow Fellow in Leidschendam. Verantwoord naar wie of wat toe? Naar de kunst toe? Naar kunstminnend publiek toe?

In het tijdschrift Eventmanager*, eerste editie 2012, gaat een artikel ‘Tussen collectie en commercie’ over de mogelijkheden van de museale event locatie. Er komen 5 musea aan het woord over de ontwikkeling van zakelijke activiteiten in een museale context. Een noodzaak in deze tijd. Gezien de terugloop in financiering als museum is het zoeken geblazen naar nieuwe geldstromen. Wanneer je de beschikking hebt over grote ruimtes, dan lijkt het logisch om je ruimte te verhuren aan bedrijven die de spreekwoordelijke hei op willen. Verleidt ze dan om naar een mooie, museale context te komen in plaats van naar een standaard locatie. Museale ruimtes hebben zichzelf als Unique Selling Point en zouden dat als geen ander moeten uitbuiten. Daar lijkt me niets mis mee.

Het is dan interessant wanneer mensen de ethiek erbij halen: kan en mag dat dan wel, die commercialisering van de kunst? Gaat zakelijk en publiek wel samen? Ik vraag me dan af waar deze vraag vandaan komt. En waar mogelijke grenzen liggen tussen kunnen en mogen? Tussen esthetiek, ethiek en zakelijkheid?

In hetzelfde artikel wordt de vraag gesteld aan de 5 musea waar zij de grens leggen. Dat doen ze bijvoorbeeld bij feesten en bruiloften. ‘Omdat de focus dan niet bij de kunst ligt’. Of ‘Mensen draaien zich dan letterlijk van de schilderijen af’. Meestal is de basis een negatieve ervaring, namelijk dat mensen met een (of meerdere) glas (glazen) rode wijn te dicht en te nonchalant hangen tegen kostbare kunst. En dat je dan als host of suppoost geen overzicht meer hebt en de kunst kan veilig stellen.

Yellow Fellow had onlangs ook een dergelijke ervaring, toen de ruimte door de gemeente was gehuurd voor een ‘sociaal event’. Niet over nagedacht over de setting en plaatsing van de tafels (leerpunt voor de volgende keer) ontstond er een kunst en vliegwerk om de kunst te beschermen. Bijvoorbeeld: kleine kinderen geen verstoppertje achter een groot schilderij laten spelen. Wat wel weer reuze gezellig was, aangezien je dan maar uit nood mee ging doen met de spelletjes van deze kleintjes, maar dat ter zijde.

17-nov

Ik schat in dat bij de meer ‘zakelijke’ evenementen de focus nog steeds niet bij kunst ligt, maar bijvoorbeeld bij netwerken, zakelijke deals sluiten en scenario’s bedenken. Dus de argumenten van deze 5 musea klinken mij niet echt steekhoudend. Natuurlijk maak je wel bij ieder event een inschatting of de bezoekers nog respectvol met ruimte en kunst omgaan. Ik denk dat het belangrijker is de vraag te stellen: hoe zijn we in staat om bij die zakelijke evenementen (inclusief de bruiloften) de kunst en de museale ruimte te betrekken, zodat er sprake kan zijn van een ‘cross over’ tussen beiden? En hoe kan je van die nieuwe verbinding de waarde bepalen? En een kostenplaatje tegenover stellen?

Recentelijk was er binnen de organisatie van Yellow Fellow een discussie of we de locatie in Leidschendam als trouwlocatie willen aanbieden. En of (en zo ja dan hoe) dit wel zou bijdragen aan het primaire proces van Yellow Fellow, namelijk het aanbieden van ‘cross-over’ activiteiten in relatie tot de kunst (exposities). Uiteindelijk hebben we ja gezegd, en kan je op de site van Yellow Fellow zien dat de locatie ook voor ‘ja-zeggers’ open staat. Met het argument dat we op deze wijze het belang zien dat de locatie een sociaal maatschappelijke functie kan hebben in Leidschendam en dat Yellow Fellow haar deuren wil open stellen voor bezoekers die mogelijk niet in eerste instantie de exposities zouden bezoeken. Door het verleiden van nieuw publieksgroepen die via evenementen en bruiloften binnenkomen, creëert Yellow Fellow de mogelijkheid om nieuwe ogen te openen voor de kunst en nieuwe relaties te leggen.

Het gaat dus niet om een ‘strijd tussen commercie of kunst’. In het artikel: ‘Daarom zijn we er eerst voor de bezoekers en daarnaast voor de evenementen. Bijt dat elkaar, dan delven de evenementen het onderspit’. Het gaat om het zoeken naar nieuwe, betekenisvolle relaties tussen deze twee of drie domeinen, wanneer we ethiek ook meetellen, naast esthetiek en zakelijkheid.

In het genoemde artikel geeft een van de musea (Centraal Museum, Utrecht) aan dat zij in hun toekomstvisie (2015-2030) een ‘open space’ als beeld hebben van een museum, waar naast tentoongestelde objecten ook ruimte is voor andere bestemmingen. En waar ruimte is voor dialoog. Het museum als een plek om ‘los te komen van de waan van de dag’. En waar geld verdienen dus samen kan en mag gaan met unieke en waardevolle publieksdiensten.

Prachtig verwoord. Maar waarom zo lang wachten, zou ik zeggen? Het lijkt me juist de primaire functie van een museum of museale ruimte, zoals Yellow Fellow, om de dialoog centraal te plaatsen, zoals de oorspronkelijke opzet van een ‘museion’. In gesprek met kunst. In gesprek met elkaar over de kunst en over de relatie en waarden die de kunst voor jou heeft. Of over nieuwe manieren om naar je zakelijke vraagstukken te kijken, wanneer je de kunst, als facilitator of instrument inzet bij het anders kijken, nieuw denken. Dus een dialoog over, met en via de kunst. Er mag mijns inziens meer gesproken en gelachen worden in een museale ruimte. Gratis of betaald.

* zie link eerste editie 2012

Amsterdam, 22-03-13,
Caroline van der Linden